vrijdag, december 09, 2005

DE HERENIGING ; DEEL EINS

De avond viel in duizend stukken toen er eindelijk licht verscheen aan de horizon.

Schaars verlicht lummelde Rijklof van goens wat rond, bij de ingang van cafe "de zwaaiende lantaarn. Hij had net zijn derde "straffe hendrik"achterover geslagen, en de barkeeper had het welletjes gevonden. Hij had nog wat willen zeggen maar kreeg daarvoor geen ruimte. Borus-af, de overigens gemoedelijke cafe-hond, had hem nadrukkelijk het gat van de deur gewezen. Ter voorkoming van een gat in zijn versleten-uitgewoonde broek had hij de pijp aan Maarten gegeven, en Maarten had deze geaccepteerd. Net toen hij ging twijvelen over de zin van het leven, verscheen vanuit de mist een duistere verschijning.

Onderwijl opende Simon Schroothamer zijn ogen en vond zichzelf terug in zijn zelfgebouwde kartonnen-boot. De wind had hem meegenomen vanaf zijn onbewoonbare-eiland alwaar hij zich een tijdlang zeer verdienstelijk bezig had gehouden met, het nadenken over de zin van het leven. Hij had een eureka-erlebnis gehad en was tot de slotsom gekomen dat hij niet kon wonen
op een onbewoonbaar eiland. Terwijl hij wat slaapkorrels uit zijn ogen weg-roste verscheen er licht aan zijn horizon. Zijn selfmade-boot was aan land geraakt en in de verte zag hij een brandende lantaarn bijgestaan door twee vage figuren.

De duistere verschijning had zich ondertussen aan Rijklof voorgesteld als-zijnde Arie Contra, de gewezen wetenschapper met als specialisatie "het gedegen toilet-onderzoek".
Rijklof was spontaan in tranen uitgebarsten terwijl hij hartstochtelijk bleef roepen : "Arie, jongen
waar was nou gebleven".

Ondertussen was Simon, van de lage wal aan de hoge wal geraakt en aanschouwde, vanuit een stil hoekje, het bovenstaande tafereel. Hij wou nog zeggen "he, kan dat misschien ook wat zachter, ik ben net wakker", maar kon zich nog net inhouden. Zomaar uit het niets, herkende hij in de vage schepsels zijn gewezen vrienden Rijklof en Arie. Als een kind zo blij stortte hij zich op
de jongemannen die zich enigzins verschrikt los probeerden te werken uit de ontstane mensenmassa. "Zeg, wat moet dat", spraak Arie, "wil je wel eens even van ons afblijven".
Simon reageerde furieus en sprak de gedenkwaardige woorden : "Ja maar, vrienden herkennen jullie me niet , ik ben het Simon, Simon Schroothamer, je weet wel, de vraagbaak, het rustpunt,
de oude vriend in hart en nieren". Na een korte overpeizing, sprongen de herondekte vrienden als jonge jongen op elkaar en brachten vol overgave het oeroude spelletje "ballenknijpen" in de praktijk. Na deze hard-doch-stichtelijke herontdekking brak de tijd aan om de kelen te smeren.
Cafe "de zwaaiende lantaarn"verscheen helder in hun gezichtsveld. Rijklof verkondigde nog dat er voor hem vast geen "plaats in de herberg" zou zijn maar Arie wimpelde dit genadeloos af met de woorden "dat zullen we dan wel eens even zien". Gedrie-en wandelden ze het cafe binnen alsof ze nooit weggeweest waren.

Oude-truus stond breed achter de bar toen jongemannen hun intrede deden. Zij herkende Rijklof en wou nog zeggen "jij komt er niet in", maar Arie was haar voor, openend met de woorden : "Hallo daar, mag ik me even voorstellen; Arie Contra, van de firma Spik en span" , we komen U sanitaire-blok inspecteren , doe maar 3 bier en waar zijn de toiletten. Oude truus gaf zich direct over en stamelde allen nog maar : "linksachter, het eerste rondje is van de zaak en willen jullie er ook pinda's bij ? ". Nou nee, zei Simon : " doe maar een bitter-bal-garnituurtje
met veel samourij - saus, en neem zelf ook wat".

Op het toilet aangekomen stortten de mannen zich vol overgave op de de plaspalen. Na een minuut waren de blazen geledigd en afgesloten door een ferme scheet werden de broekritsen weer gesloten. Er was weer ruimte gemaakt voor nieuwe alcoholische drankgeneugten.
Net toen ze rechts-omkeer wouden maken kreeg Arie een nieuwsgierige heldere ingeving.
Achter in de hoek verscheen een afgesloten toilethokje. Arie rommelde wat aan de deur maar deze bleek afgesloten te zijn. "Hallo, is daar iemand" werd niet gevolgd door een bevestigend antwoord. Toen ondernam Arie , met zijn stoute schoenen aan, actie. Hij klom via een zijmuurtje, aan de bovenkant het afgesloten toilethokje binnen, nieuwsgierig als hij was, naar de staat waarin deze zich zou bevinden. Aldaar aangekomen, ontwaarde hij een menselijk-slapend-wezen op de pot. De persoon opende zijn ogen en zei : "he, waar bleven jullie nou zo lang". Arie knipperde met zijn ogen en zei : "He, Anton...Gleuf, ben jij het".
Anton antwoordde volmondig met ja , en vervolgde met de woorden "wir sollen einen heben".

Geen opmerkingen: